Bij deze oefening staan circa 10 leerlingen in een kring en houden elkaars handen vast. In het midden van de kring ligt een mat (een denkbeeldige put). Het doel van het spel is om de ander op de mat te krijgen door middel van duwen en trekken. Diegene die op de mat komt is af en verlaat de kring. Uiteindelijk zal er een leerling overblijven die niet op de mat is gekomen.
Soortgelijke oefening: laat leerlingen één tegen één tegenover elkaar staan. Leerlingen houden hun armen omhoog met vlakke hand naar voren, tegen de vlakke hand van de leerling tegenover hen aan. Het doel is om de leerling die tegenover je staat op de grond te krijgen. Let wel: het enige contactoppervlak tussen de twee leerlingen zijn de vlakke handen!