Waaraan moeten de lessen voldoen?

1. Veilig.

2. Leuk. Het doen van een kracht-circuit is goed, maar voor sommige leerlingen erg saai. Zorg voor voldoende afwisseling in oefeningen en wissel circuit-lessen af met spel-lessen.

3. Actief.
Belangrijk dat gedurende de hele gymles zoveel mogelijk leerlingen actief zijn (i.p.v. dat leerlingen op elkaar moeten wachten).

4. Voldoende intensiteit. Leerlingen mogen moe worden!

5. Extra aandacht voor (absolute) kracht. In dit programma maken we onderscheid tussen absolute en relatieve kracht. Bij absolute kracht werkt de leerling met gewichten of weerstanden. Bij relatieve kracht werkt de leerling met het eigen lichaamsgewicht. In dit programma is het goed om vooral te focussen op absolute kracht. Jongeren met overgewicht zijn in absolute zin sterker dan jongeren zonder overgewicht, maar hebben (bijvoorbeeld) meer moeite met het doen van push ups.

6. Er mag een competitie-element in zitten.

7. Persoonlijke feedback. In plaats van leerlingen een cijfer te geven op basis van hun prestatie ten opzichte van anderen, is het goed om regelmatig leerlingen ook te wijzen op hun individuele groei.

8. Zorg ervoor dat de leerlingen elkaars prestaties waarderen. Geef foute/negatieve attributie geen kans. Wanneer een leerling met overgewicht een prestatie levert, is het belangrijk dat andere leerlingen de prestatie waarderen, en bijvoorbeeld niet zeggen “jij hebt alleen maar gepresteerd omdat je dik bent“

9. Benut de sociale vergelijking! Bijvoorbeeld: een team moet worden beoordeeld op het niveau van de beste, en niet op het niveau van de slechtste (dus: als team moet strategisch worden gekeken wie op welk onderdeel wordt ingezet). Zie ook circuit-vormen verder in dit boek.

De gouden regels:

.Zorg altijd voor een goede warming up

.Zorg er altijd voor dat leerlingen eerst de juiste techniek hebben. Bij het uitvoeren van oefeningen. Daarna kun je pas het gewicht verhogen. Het is makkelijker om met een laag gewicht te beginnen en eerst de juiste (en veilige) techniek aan te leren, dan een foute techniek af te leren.

.Ga nooit maximaal.  Wanneer een leerling minder dan 10 herhalingen goed kan uitvoeren, is het gewicht te zwaar en moet het gewicht verminderd worden.

.Voer oefeningen altijd uit in minimaal tweetallen. Hiermee kunnen leerlingen elkaar in de gaten houden en elkaar helpen wanneer nodig. Wanneer leerlingen afwisselend de oefeningen uitvoeren, wordt ook voldoende rust (minimaal 1 minuut) gecreëerd tussen de oefeningen.

.Varieer.  Zorg ervoor dat verschillende spiergroepen worden gebruikt.

.Eindig de les altijd met een goede cooling down.

.Ga per oefening voor maximaal 3x 15 herhalingen